Verhaal over de verzameling


CRAPOUILLOTS

Aan het begin van de oorlog waren de Fransen niet toegerust op de oorlog die zich ontwikkelde als een 'loopgraafstrijd'. Zij hadden gebrek aan wapens voor de korte afstand, zoals de Duitsers die wel hadden met hun Minenwerfers. Het mortier model 1839 werd na 75 jaar weer in gebruik genomen. Het projectiel dat hiermee werd ~! afgeschoten was een ronde kogel met een diameter van 15 cm. met een taps ......•. ' toelopende houten ontsteker met een brandlont. (51A) De Fransen vonden het silouet lijken op een crapaud, vandaar de naam "Crapouillet". Dit wapen voldeed bij lange niet, zodat de Fransen koortsachtig bezig waren een beter wapen te ontwikkelen. Een van de mortieren die werd ontwikkeld was het mortier Gatard.

 

Dit was een soort van bus geladen met springstof met een steel van hout die werd gestoken in de loop van een stuk berggeschut kaliber 80 mm, en aldus werd afgeschoten. Ook dit wapen voldeed niet. Commandant Duchêne ging verder op het idee van Gatard en gebruikte als projectiel een koperen huls met een diameter van 15 cm, waaraan hij 3 vleugels laste. De legerleiding gelaste verdere ontwikkeling van dit idee, zodat het eigenlijke mortier de "Crapouillot" de vorm kreeg waarmee het bekend is geworden. In het begin verschoot men granaten waaraan vleugels werden gelast, later werden speciale projectielen ontwikkeld. Al met al bleef het zeker ten opzichte van de Duitse Minenwerfer een primitief wapen met vooral een gebrek aan ballistiek. Het kaliber werd het mortier 58, de doorsnee van de steel waaraan het lichaam van het mortier was bevestigd. Toen er meerdere types werden geproduceerd, noemde men bij de diverse modellen ook de doorsnee van het lichaam van het projectiel.

 

LIVENS PROJECTOR

De Duitse Minenwerfer was superieur aan de Frans en Engelse mortieren. Dunwandig maar met een grote explosieve lading waren ze gevreesd bij de soldaten aan het front. Het was een voorlader. De mijn (granaat) die aan de achterzijde van 6 nokken was voorzien liet men in de monding van de loop in de 6 op spiraalwijze aangebrachte gleuven naar beneden zakken op de aangebrachte uitdrijflading. Het was een infanteriewapen en viel dus niet onder de reguliere artillerie.

 

Pas tegen het eind van de oorlog kwamen de Fransen met twee min of meer gelijkwaardige mortieren aan het front, namelijk het mortier 150 T type 1916 (52A) en het mortier 240 LT (53A), en korte tijd later met het mortier 150 Fabry (54A). Deze laatste bracht een spectaculaire ontwikkeling van het mortierrnet zich mee. De aandrijflading werd in tegenstelling met de gangbare mortieren achter ingebracht. Helaas voor de Fransen waren slechts zeer weinig van deze mortieren beschikbaar aan het front tegen het eind van de oorlog.

 

De Engelsen kwamen met het mortier Stokes (30B) en het mortier Newton (29B) aan het front dat een grote verbetering was aan slagkracht ten opzichte van de bol met steel 'Toffee apple' die tot dan in gebruik was als loopgraafmortier. Vanwege de grote kracht van de aandrijflading die op de ongeveer 5 cm. brede aandrijfstang werd uitgeoefend, gebeurde het niet zelden dat meteen na het afvuren de bol van de aandrijfstang brak wat soms verlies aan eigen manschappen koste door bijvoorbeeld een rondvliegende stang of een bol die voor hun voeten explodeerde. Al met al een nogal primitief wapen. Om kosten te besparen werd door Newton! Pepin een ontsteker ontwikkeld die bestond uit een uit een cylindervormig stuk ijzer met centraal een gat waarin een huls van een geweerpatroon paste.

 

Achter kleine nokken aan de bovenkant werd een smalle ijzeren band bevestigd met op enkele centimeters erboven een stookje ijzeren band waarin een slagpen was bevestigd. Bij neerkomen van de bol moest de ijzeren pin het slaghoedje van de geweerhuls doorboren en zodoende de bol tot ontploffing brengen. Dit kwam het loopgraafmortier dat toch al geen onverdeeld succes was niet ten goede, zodat men binnen de korstte keren afzag van deze ontsteker.

 

De Duitsers zaten intussen ook niet stil. Zij voorzagen een aantal van al hun types mijnen met 6 gaten. In tegenstelling met eerdere gasmijnen, die explodeerden en meteen hun gaslading kwijt waren, bleven de van gaten voorziene mijnen veel langer gas verspreiden. De 6 gaten waren afgedekt met metalen plaatjes. Een kleine springlading blies de metalen plaatjes uit de openingen (36Aa en 39).

 

Ontstekingen (Buizen) voor granaten.

Aanvankelijk werd vooral door de Engelsen en Duitsers rijkelijk gebruik gemaakt van ontstekingen die volledig bestonden uit geel koper. Naarmate de oorlog langer duurde begonnen de Duitsers delen van de ontstekingen te vervangen door metaallegeringen en stapten later zelfs over op volledig uit metaallegering bestaande ontstekingen. Bij de granaten bleef de geleiband rood koper omdat metaallegering hiervoor door de mindere hardheid ongeschikt was. Wel werden de geleibanden met de nokken van de mijnen na verloop van tijd vervangen door metaallegeringen. Dit kon omdat de druk die werd uitgeoefend op de nokken van de mijnen in geen verhouding stond tot de druk die werd uitgeoefend op de geleiband van een granaat.

 

Tegen het eind van de oorlog werden de Engelse geelkoperen ontstekingen vervangen door ijzer. De Fransen, die lang niet zo kwistig waren met hun ontstekingen van geel koper, vervingen eerst delen van hun ontstekers door ijzer en later ook in z'n geheel.

 

Percussie ontstekingen. 2 Tijd ontstekingen. 3 Percussie/tijd ontstekingen.

In tegenstelling met de Duitse en in mindere mate met de Franse, waren vooral in de beginjaren van de oorlog de Engelse ontstekingen van belabberde kwaliteit. Niet alleen de kleine granaten, maar zelfs de allergrootste Engelse granaten leden onder dit euvel. Duitse granaten en dan vooral de middelzware, zware en de zwaarste tref je zelden aan als blindganger. Ditzelfde kan over het algemeen worden gezegd van de Franse granaten.

De 4 volgende Engelse granaten zijn blindgangers.

  1. nr. 32 België bos van Houthulst.
  2. nr. 33 Frankrijk Thiepval.
  3. nr. 34 Frankrijk Serre.
  4. nr.35 Frankrijk Asseviliers bij aanleg van TGV. Zat 8 meter diep in de bodem.

nr. 45 werd door de Engelsen gevreesd vanwege de hoge snelheid. Andere granaten hoorde je aankomen, maar bij deze was het...Whizz bang, vandaar de naam.

nr. 57 werd door de Engelse 'Jack Johnson' genoemd naar een bekende Amerikaanse bokser in het zwaargewicht. vanwege de grote zwarte wolk (giftig) kruitdamp die de explosie veroorzaakte.

 

Algemeen werd het Duitse 15cm geschut (nr. 29) gezien als het het beste geschut van de eerste wereldoorlog, met als goede tweede het Duitse 21 cm. geschut. (nr.33 en 34)

 

Niesgas DiphenylcIoorarsine

Het Franse 75 mm.(o.a. nr.14) veldgeschut was als snelvuurkanon een klasse apart door zijn revolutionaire terugloopsysteem. Duits 77 mm. lang 1F.K. brisant gas granaat Blauwkruis.(29A) In deze granaat die was voorzien van een blauw kruis was hadden de Duitsers een dikwandige fles geplaatst van ongeveer 20 cm met een glazen stop. Deze fles was gevuld met het niesgas DiphenylcIoorarsine in kristalvorm. Zodra de granaat explodeerde zetten de kristallen zich om in gas.

 

De geallieerden waren in de veronderstelling dat het hier handelde om een brisantgranaat, en reageerden op het explosiegas zoals ze dat deden op een brisantgranaat. De opzet van de Duitsers lukte vooral in het begin. Zelfs indien de geallieerden slechts in geringe mate het gas inademden, geraakten ze door het gas in ademnood en konden ze geen gebruik maken van hun gasmaskers, wanneer de Duitsers meteen nadat ze deze granaten hadden afgevuurd gasgranaten met dodelijk gifgas inzetten, met alle gevolgen van dien.

 

Het stoomschip Lusitania

Toen op 1 mei 1915 Het stoomschip Lusitania in gereedheid werd gebracht om naar Engeland op te stomen, waarschuwde de Duitse ambassade de passagiers dat het schip de kans liep te worden getorpedeerd omdat zich wapens aan boord bevonden voor de Engelse strijdmacht. Een Amerikaanse miljonair Alfred Vanderbilt die als passagier mee zou varen verklaarde dat de Duitsers het niet zouden durven het schip tot zinken te brengen, en bovendien werd in alle toonaarden ontkent dat er wapens aan boord zouden zijn.

 

Zes dagen later werd de Lusitania door de U 20 onder leiding van Kapitein- luitenant Walther Schweiger dicht onder de zuidkust van Ierland tot zinken gebracht. 1198 mensen verdronken waaronder 124 Amerikanen. Onder hen was Alfred Vanderbilt. Het drama werd ruim uitgemeten in de pers en publiek en de Duitsers werden neergezet als barbaren. De vraag rees of de Engelsen voor propagandadoeleinden en om Amerika in de oorlog te betrekken moedwillig het schip en de slachtoffers hadden opgeofferd.

 

Ongeveer 20 jaar terug zijn duikers naar het wrak afgedaald en stelden vast dat de schade aan de romp van het schip niet alleen veroorzaakt kon zijn door de torpedo die het schip had getroffen. Dit was mede veroorzaakt door wapens die het schip aan boord had en waarvan een deel door de torpedo tot ontploffing was gebracht. Zij troffen o.a. een aantal kisten aan met ontstekers van het type 44 percussie die waren vervaardigd in Pittsburgh. Deze ontstekers zijn bijzonder omdat ze een schroefdraad hebben die taps toeloopt, en in een masief koperen houder worden geschroefd.

 

De lichte Duitse mijn kaliber 7,7 cm.( 34AJ35A136N37Aa), was de voortdrijvende lading opgenomen in de bodem van de granaat en werd vastgehouden door een geperforeerde schijf met in het midden een slaghoedje. De slagpen met de trekker bevond zich in het achterstuk van de loop. Zodra men aan de trekker trok, trof de slagpen het slaghoedje en kwam de voortdrijvende lading tot ontbranding. De gassen ontsnapten door de geperforeerde schijf en dreven het projectiel uit de loop. De dracht. van de 77 mm was ongeveer 800 meter.

 

Gasgranaat Engels met percussie ontsteker.(Nr.19) Deze granaat bestaat uit twee delen. In het bovenste deel is een ruimte afgescheiden door een dunne metalen plaat voor de springstof. Het grotere onderste deel wordt gevuld met gifgas in vloeibare form. Hiertoe is op ongeveer 14 cm van de bodem een vulgat aangebracht. Na het vullen van de granaat wordt het ongeveer een cm. grote ronde vulgat afgesloten met een loden plug.

 

77 mm antitankgranaat Duits. (32A) Toen in de slag aan de Somme op 15 september 1916 de Duitsers Engelse tanks op het slagveld zagen verschijnen sloeg de paniek toe. Om het moreel van de Duitsers op te vijzelen ontwikkelde Mauser een grootkaliber geweer waarmee de soldaten op de tanks konden schieten. Nog afgezien van de doeltreffendheid van dit "antitankgeweer", was de terugslag van het wapen zo sterk dat de soldaat die het afvuurde een kussen tegen de schouder moest plaatsen om beschadiging hiervan te voorkomen. Toen de eerste schrik voorbij was werd 37 mm geschut ingezet met massieve ijzeren kogels, en ook 77 mm veldgeschut met de gangbare brisant granaten. Als eersten ontwikkelden de Duitsers een speciale antitankgranaat kaliber 77 mm met massieve ijzeren kop en een inwendige schokbuis.

 

1B Duits projectiel 10 cm. vervaardigt door Duitse soldaten dat werd afgevuurd in buitgemaakt Frans mortier crapouillot. Als ontsteking werden ter weerszijden van het projectiel twee ontstekers aangebracht van het type dat ook werd gebruikt bij de Duitse kogelhandgranaat model 1913. Vindplaats Frankrijk omgeving Peronne. RRR

 

2B Duits projectiel 12 cm. vervaardigt door Duitse soldaten aan het front dat werd afgevuurd in buitgemaakt Frans mortier crapouillot. Als ontsteking werden ter weerszijden van het projectiel twee ontstekers aangebracht van het type dat ook werd gebruikt bij de Duitse kogelhandgranaat model 1913. Vindplaats Frankrijk Argonnen. RRRR

 

3B Een van de eerste Duits gasgranaten, gevuld met twee flessen broom. Het stokje aan de achterkant dient om de afstand en het volume van de springlading te bepalen. Franse benaming: Tuyau de poële toxique. Afgevuurd in Minenwerfer Lanz RRRR

4B Door Duitse soldaten aan het front vervaardigd projectiel met brisante lading dat werd afgevuurd in Minenwerfer Lantz of Minenwerfer Mauser. Vindplaats Argonnen. RRRR

 

5B Duits mortier genaamd Erdmörser, door Fransen genoemd Seaux a charbon, werd afgevuurd op een soort van holle glijbaan van hout Het gaf verschillende modellen, met een diameter van 25 cm. Vindplaats Ytres. RRR.

 

6B Duits mortier genaamd Albrecht. Verbeterde Erdrnörser met projectielen van 25, 35 en 45 cm die werden afgevuurd in houten cilinders die werden omwikkelt met pianosnaren of ijzerdraad. Aan de bodem was een houten cilinder van 3cm. aangebracht ter afsluiting van de springlading. Werd gebruikt met zowel gas of brisante lading. Vindplaats Argonnen. RRR .

 

7B Frans projectiel genaamd Obusier Cellerier. Vervaardigd door Franse soldaten aan het front. Gebruikt is een Franse 65 mm huls van het Franse berggeschut, ook genoemd 'ezelsgeschut' omreden het in drie delen in de bergen werd gedragen door ezels. Werd afgeschoten in een 77 mm Duitse kartetsgranaathuls. Vindplaats Argonnen. RR.

8B Frans projectiel vervaardigd door Franse soldaten aan het front. Waarschijnlijk voorloper van Obusier Cellerier. Vindplaats Argonnen RRRR.

 

9B Het Duitse granaatwerper systeem Ehrhardt had 5 achtereenvolgende types granaten. De eerste werd genoemd Taube en was bolvormig.

lOB Het tweede type systeem Ehrhardt werd ontwikkeld om de productiekosten van het eerste model omlaag te brengen. Dit model voldeed niet. RRR.

11 B Het derde type systeem Ehrhardt voldeed zowel aan de productiekosten, als doeltreffendheid.

12B Het vierde type systeem Ehrhardt was zeer kort in productie. RRRR

12Bb Het vijfde type week af van de eerdere modellen doordat om de afschietbuis een koker was geplaatst. Voor zover bekent tegen het eind van de oorlog nog ingezet in de omgeving van de Chemin des Dames. RRRR.

13B Mortier Lanz. Afgevuurd in gladloopminenwerfer Lanz. RR

14B Duits 105 mm. pneumatisch loopgraafmortier. RRRR

15B Frans pneumatisch loopgraafmortier 1916 B voor mortier Dormay-Chäteau 1916.R

16B Frans pneumatisch loopgraafmortier Dormay-Cháteau 40 mm. 1915. RRRR

17B Frans pneumatisch loopgraaf mortier Exelsior voor mortier Hachette et Boileau Debladis. RRR

 

18B Schietbeker Frans. Aan het begin van de oorlog gebruikten Fransen, Engelsen en Duitsers geweergranaten met een ongeveer 40 cm. lange dunne ijzeren staaf die in de loop van het geweer werd geplaatst en met een kogel werd afgeschoten. De Fransen kwamen als eersten met een Schietbeker die op de loop van het geweer werd geplaatst. Hierin paste een hiervoor speciaal ontworpen granaat, die door het afschieten van het geweer werd weggeschoten. Enige tijd later kwamen ook de Engelsen, Duitsers met een schietbeker, nadat de Engelsen eerst met een soort van 'granaathouder' op het slachtveld verschenen. De Duitsers ontwikkelden voor hun schietbeker een speciale granaat, de Engelsen maakten gebruik van een handgranaat. Toen de Amerikanen deelnamen aan de oorlog kopieerden zij min of meer het Franse model.

 

THE WEST SPRING GUN

De West Spring Gun was een soort van katapult met 24 springveren die was ontwikkeld door kapitein A. West om vanuit een loopgraaf een handgranaat weg te slingeren ( de Mills Nr.21 "R"), Het voordeel was dat dit wegslingeren van een handgranaat vrijwel geluidloos was zodat de vijand hierdoor verrast zou worden. De eerste katapalts verschenen aan het front injuli 1915. Het wapen was geen succes, want het was lomp en onhandig in de nauwe loopgraven. In maart 1916 werd het wapen afgedankt. Voor zover bekent zijn twee stuks overgebleven, een is in het Imperial War Museum in Londen, die niet in aktie is geweest, en de andere die is ingezet in Fricourt welke ik bezit. RRRt.{

 

32B Uit de literatuur en verhalen van frontsoldaten weten we dat sommige soldaten in de man tegen man gevechten gebruik maakten van een schop in plaats van de bajonet omdat deze vaardiger in gebruik was. Deze Duitse pioniersschep heeft een scherp geslepen zijkant en een steel die op een punt is gesneden, zodat er zowel mee geslagen kon worden als gestoken. Vindplaats Thiepval. RRRR .

 

33B Duits zuurstoftankje behorend bij het Traeger gasmasker model 1914. Pioniers droegen het bij het graven van onderaardse tunnels en om slachtoffers van zuurstofgebrek in de tunnels te helpen. Pioniers van de regimenten Nr. 35 en 36 waren er mee uitgerust toen zij bij Yper de gascylinders met chloorgas openden. RRR

34B Lichtraket Duits, gebruikt voor signaleren artillerie en verlichting bij nacht op slachtveld. Soms voorzien van een kleine parachute waaraan een lichtkogel hing zodat deze langer in de lucht bleef hangen. RR

 

41B Borstpantser Duits. Werd vooral gebruikt door soldaten in aktie met vlammenwerpers omdat deze vaak in open veld opereerden en er aldus van alle kanten door hun belagers op werd geschoten. 

51B Nokkengranaat . Gebruikt in de oorlog 1870 bij de verdediging van Parijs en in 1914 bij de verdediging van het fort Vaux. Er bevindt zich een exemplaar in het museum bij Fleuri, maar deze is niet voorzien van de ontsteker. RRRR

52B Houten hamer Engels, gebruikt voor het in de grond slaan van haringen bij het opzetten van tenten. Vindplaats bos van Aveluy. RRRR

65B en 66B Duits gasmasker leer model 1917. Opvolger van het gummimodel 1915. Les lslettes.

67B en 68B Frans gasmasker L'ARS . Een kopie van het Duitse model 1917 werd in productie gedaan op 26 februari 1917. De eersten werden geleverd in november 1917. Toen de Duitsers begin 1918 voor het eerst fosgeengas inzetten in een grootscheepse aanval op het fort Souville, dat een sleutelpositie innam bij de verdediging van Verdun, waren de Duitsers in de veronderstelling dat de Franse gasmaskers geen bescherming boden tegen dit gas. Gelukkig voor de Fransen waren ze uitgerust met het gasmasker L'Ars, het gasmasker dat afdoende bescherming bood tegen fosgeen.

72B Dubbelwandige etensketel Duits voor gebruik in de voorste linies aan het front. Yper België.

73B Rumkruik Engels gemerkt S.R.D. Alvorens Engelse soldaten ten aanval gingen: "over the top", kregen ze een beker rum uitgereikt. Zodra dus de rumkruiken te voorschijn kwamen wisten de soldaten meteen dat ze ten aanval moesten.

 

Vrijwel alle Duitse flessen zijn gevonden (opgegraven) in voormalig veld(hospitaal) lagers achter de frontlinies in de Franse Argonnen. De flessen van Engelse origine komen voornamelijk van het oorlogsgebied aan de Sornme en de omgeving rond Yper. Franse flessen zijn vrij schaars. De paar die wij hebben komen uit de Argonnen en het bos van Aveluy.